Terugkeer naar de Heelsumse Beek

In het najaar van 1979 en voorjaar van 1980 deden wij, destijds vier studenten Milieuhygiene aan de Landbouw Universiteit, een studie naar de Heelsumse beek.

Er was van alles met die beek aan de hand, en als jonge gedreven student-wetenschappers hadden we de ambitie om verworven kennis praktisch toe te passen.

Project Dobber

We noemden ons project Dobber: Dobber signaleert of er iets aan de haak is, confronteert zich met zelf gekozen probleemstelling, maakt  eigen onderwijs, en werkt vanuit betrokkenheid. Ook was het een eerbetoon aan onze professor Ecologie Van Dobben.

We onderzochten de chemische waterkwaliteit en de aanwezige ongewervelde zoetwaterdieren van bron tot monding. En beschouwden de beek in de landschappelijke en cultuurhistorische context.

De beek had op dat moment nauwelijks de aandacht van de beheerder en het publiek, en ook het Zuiveringsschap Veluwe was nog niet actief.

Boven de sprengkop was er nog een varkensboerderij actief (thans het Kousenhuisje), loosde wasserij Bodemeijer benedenstrooms en vond een flinke wateronttrekking plaats door papierfabriek Schut. Beneden De Kabeljauw zakte het water allengs weg.

We constateerden dat de beek in het gedeelte bij Natuurmonumenten goed functioneerde, met een  macrofauna van koud, stromend water, en alleen een wat hoog nitraatgehalte. Bij de Kabeljauw veranderde de  beek, en kreeg die meer de kenmerken van een sloot. De lozingen hadden flinke impact op de ecologische kwaliteit, die richting de monding dan weer wat herstelde.

We deden aanbevelingen voor het beheer, en mochten dat van onze begeleider “een aanzet tot” een beheerplan noemen.  Maar in  het voorjaar van 1982 had de gemeente Renkum dan toch onze aanbevelingen ter harte genomen, en op maandag 15 maart 1982 gaf wethouder ir. M.N. van Stralen het startsein tot herstel van de Heelsumse beek. We waren er bij!

Ruim 45 jaren verstreken, en Bert, Eef, Louw en Henk gingen ieder hun eigen pad. Uiteenlopende loopbanen in binnen- en buitenland.   Sommigen troffen elkaar, anderen zagen elkaar 45 jaar niet. Maar… Dobber bleef ergens in ons hoofd zitten. De Heelsumse beek had iets in ons losgemaakt.

En op vrijdag 19 september 2025 zagen we elkaar weer. Na persoonlijk te hebben bijgepraat, op pad naar de Heelsumse beek! We werden zeer gastvrij ontvangen door Marijke Metz in een mooie ambiance, vlakbij de Kabeljauw.  In haar huis een tentoonstelling van onder meer schilderijen van de Oosterbeekse landschapschilder Xeno Münninghoff die de Heelsumse beek in het toenmalige landschap had vastgelegd. Zelfs de schuine solitaire berk op het land van Gerritsen vonden we op een schilderij terug.

Na de lunch kwam Gert van de werkgroep Heelsumse beek ons halen en nam ons mee langs de plekken die we nog goed kenden van 45 jaar geleden. Natuurlijk namen we foto’s zoals we dat ook toen hadden gedaan. Eef had schepnetten meegenomen, en het duurde  niet lang of we doken de beek weer in om te zien hoe de macrofauna zich ontwikkeld had.

Hoe is de beek veranderd?

Allereerst: de beek ligt er landschappelijk veel mooier bij dan destijds. De diverse sprengkoppen zijn mooi schoon gemaakt, de oevers goed onderhouden. Alleen jammer dat het pad langs de beek door Natuurmonumenten is afgesloten.

Er stond veel water in de beek, eigenlijk te veel, want het water leek minder te stromen dan vroeger. Wel was bij de sprengkop  de temperatuur van het water lager (grondwater), maar het Je moest goed zoeken om nog kleine stukjes te vinden waar je de kwel kon zien. Het is wel september, einde van de zomer, maar zouden de grondwateronttrekkingen nog steeds een grote invloed hebben? En is die invloed misschien zelfs toegenomen?

De plantengroei in de beek leek nog steeds veel op die van 45 jaar terug, maar er waren wel verschillen. Het veenmos was minder geworden, de waterpinksterbloem heeft het moeilijker, en we troffen nu flab aan in het stuk bij Natuurmonumenten, een teken van eutrofiëring. In het stuk op het land van Gerritsen troffen we ook drijvend fontijnkruid en schede fontijnkruid aan.

De macrofauna leek behoorlijk veranderd. Allereerst viel het ons op dat we weinig dieren in onze schepnetten vonden. Geen enkele steenvlieg gevonden, die vroeger talrijk bij de bron voorkwamen. Steenvliegen zijn indicator voor schoon stromend koud water. Wel zagen we libellen vliegen en vonden we ook larven. We vonden een goudgerande waterkever, en verder vooral kleine kevertjes, bootsmannetjes en waterwantsen. Soorten die we associëren met sloten. Wat ons het meest opviel waren de lage aantallen die we in onze schepnetten vonden.

Het is een indruk, niet meer. En we zijn vooral benieuwd wat de ecologen in de afgelopen jaren gevonden hebben.

Het maakt nieuwsgierig. Een ding werd duidelijk: het werk aan de Heelsumse beek, is nog niet af. Grondwateronttrekking en eutrofiëring met name door stikstof zijn nog steeds schadelijk voor het echte beekkarakter en vragen om meer actie.

Maar met de werkgroep Heelsumse beek is er ook iets zeer ten positieve veranderd. De beek is nu geadopteerd door lokale betrokken vrijwilligers, zoals Marijke en Gert.

Wij danken de werkgroep Heelsumse Beek hartelijk voor de gastvrijheid en wensen hen veel succes met het verdere werk.

Bert Kappe

Eef Leeuw

Henk Smit en

Louw Wildschut

Ook interessant: KNNV, 2020. Inventarisatie van de Flora en Fauna van Laag Wolfheze in 2017.

1 gedachte over “Terugkeer naar de Heelsumse Beek”

  1. Wat een leuk verhaal van deze voormalige studenten van de WUR over hun onderzoek naar de Heelsumse Beek toen en nu (45 jaar later). Opvallend dat zij blijkbaar geen stekelbaarzen hebben gevonden. Die kwamen in de 70-er jaren en eerder veel voor in de Heelsumse Beek, evenals de beekprik, maar die schijnt verdwenen te zijn.

    Arnold van Rhijn

    Beantwoorden

Plaats een reactie