Ringslang

Deze slang zou je zomaar in dit beekdal kunnen tegenkomen. Maar geen vrees, hij is volkomen ongevaarlijk voor ons mensen. Dat in tegenstelling tot de adder, die hier ook voorkomt.

Ringslang – Foto: Karel Noy

Leefgebied

De overgang van hooggelegen bos naar natte graslanden met water in het beekdal vormt voor dit reptiel een ideaal leefgebied. De ringslang zal indirect profiteren van de aanleg van poelen, omdat hij leeft van amfibieën die zich daar zullen vestigen.

Het menu bestaat uit kikkers en salamanders en niet zozeer uit vissen.

Belangrijke vijanden zijn roofvogels en rovende zoogdieren.

Zwemmende ringslang
foto; Mieke de Leeuw

Het leuke is dat de ringslang graag zwemt. Je kunt deze slangen dan ook met de kop net boven water geheven in een kronkelende beweging zien zwemmen.

De ringslang ligt vaak op de oevers te zonnen en ze overnacht ook op het land.
Ze hebben dus open plekjes nodig om in de zon te kunnen liggen. Vaak zijn dat verhoogde delen van oevers, dijkjes of spoorbermen. Reptielen zijn koudbloedig en dat betekent dat ze de energie van de zon nodig hebben om meer actief te kunnen worden.

De ringslang (Natrix natrix) is een slang uit de familie waterslangen (Natricidae). Het is een van de algemeenste soorten waterslangen.
De ringslang is de grootste slang in Nederland. In de regel bereiken vrouwtjes een lengte van 100/120 cm, mannetjes worden maximaal 90 cm. Het gewicht ligt tussen enkele grammen bij de geboorte en 20-100 gram voor de volwassen mannetjes. Vrouwtjes zijn vaak zwaarder en wegen meestal 70-350 g.

Ringslang in Beekdal – Foto: Mieke de Leeuw

De ringslang is een toppredator die voornamelijk leeft van amfibieën. Als die er onvoldoende zijn, tref je de ringslang niet aan.

De boven- en zijkant zijn olijfgroen, bruin of grijs en in meer of mindere mate bedekt met zwarte stipjes. Vlak achter de kop bevindt zich een ring die in kleur kan variëren van geel tot oranje, maar soms ook vaal wit is. Achter deze ring zijn twee, soms aaneengesloten, zwarte vlekken te zien.

Ringslang – Foto: Karel Noy

In het Heelsums Beekdal komen 6 van de 7 in Nederland levende reptielen voor, naast de ringslag zijn dit de zandhagedis, de levendbarende hagedis, de adder, de hazelworm en de gladde slang.

Ringslangen zijn niet gevaarlijk voor de mens, maar hebben wel twee giftanden helemaal achter in hun bek. Bijten doen ze haast nooit, ze proberen vijanden vooral op afstand te houden door te stinken. Met klieren bij zijn achterste scheidt de ringslang een stinkend goedje af, wat nog het meest ruikt naar rottende knoflook.

Levenscyclus

In het voorjaar worden de ringslangen wakker, mannetjes eerst. Als de vrouwtjes ook uit de winterslaap komen begint de paartijd. Vaak overwinteren meerdere ringslangen bij elkaar, er is dus wel wat concurrentie. Het resultaat is een kluwen van slangen.

Ringslangen – foto: Karel Noy

Zodra de ringslangen 3 jaar zijn zullen ze paren in april en mei. Tijdens de paring tongelt (het ‘sissen’ van de slang) het mannetje vaak. Hij schuift met schokjes langs het lichaam van het vrouwtje en duwt zijn kin tegen de bovenkant van haar lichaam. Als zijn cloaca zich ter hoogte van die van het vrouwtje bevindt, draait hij zijn staart onder het vrouwtje om een paring te kunnen te beginnen Een paring kan enkele minuten tot uren duren.
Bij de paring komt het vaak voor dat meerdere mannetjes tegelijk met een vrouwtje proberen te paren. Er vormt zich dan een kluwen van slangen (‘mating ball’) die kan bestaan uit tientallen mannetjes rond een of twee vrouwtjes.

Mating ball – kluwen ringslangen
foto: Karel Noy

Zodra de paring plaatsvindt proberen de andere mannetjes het stel niet te storen en verlaten het vrouwtje. Grote mannetjes hebben meer succes om te paren dan kleinere, omdat ze waarschijnlijk fysiek sterker zijn om de staart van rivalen weg te kunnen duwen. Toch zijn de mannetjes niet agressief. Als een vrouwtje al gepaard heeft vertonen mannetjes geen interesse meer in haar.

Ringslangen, foto: Martin van den Berg

In de loop van april zoeken de vrouwtjes en de succesvolle of afgedropen mannetjes hun zomerverblijf op: waterrijke gebieden.

In juni en juli kruipt het vrouwtje in een broedhoop om daar 6-40 eieren te leggen. Nadat de eieren zijn afgezet verdwijnt de ringslang weer en doet de broeihoop de rest.
In de broedhoop is een constante temperatuur tussen 24 en 30° C nodig voor de goede ontwikkeling van de eieren. De eieren hebben een rubberachtige schil.
Na 6 tot 10 weken komen de eieren uit.

In één broeihoop troffen de vrijwilligers 102 lege eierhulzen aan
foto: Staatsbosbeheer

Elk jaar vervellen de ringslangen 2-3 keer. De ringslang wordt ongeveer 13 jaar oud.

Overwinteren

In de winter is het erg koud voor ringslangen en ze zullen dan op zoek gaan naar schuilplekken waar ze geïsoleerd de winter kunnen doorkomen. Vaak maken ringslangen dan gebruik van composthopen of mesthopen, genoemd broedhopen, waar het in kan broeien zodat de ringslangen op temperatuur blijven.
Op geschikte plekken overwinteren soms meerdere tot tientallen ringslangen bij elkaar, soms ook samen met andere reptielen. Door de beschutting en de warmte die er ontstaat, is het ook een fijne plek voor bijvoorbeeld salamanders, kikkers en hagedissen om te overwinteren. En ook egels zijn blij met dit soort beschutte plekjes.
In het Renkums beekdal worden door vrijwilligers voor de ringslang broedhopen aangelegd.
In het voorjaar komen de ringslangen uit de broedhopen om na de winter weer op kracht te komen.

Filmpje ringslang

Zwemmende ringslang, filmpje van Marijke Mergen-Metz

Bronnen

Wikipedia

Renkums Beekdal:

Folchert van Dijken – IVN

  • Vignet ringslang van Folchert.

Bowachters blog: 

Nature today

Ravon:

3 gedachten over “Ringslang”

  1. Ik had een ringslang gezien op camping de zeven linden maar ik vroeg me af of ik hem kon optillen heb het niet gedaan maar toch vraag ik het even

    Beantwoorden

Plaats een reactie