Wandelend in het beekdal hoor je regelmatig het geroffel van spechten.
Een beetje specht is de hele dag door aan het tikken, hameren en drummen. Een roffeltje hier om een territorium af te bakenen, een tikkie daar om te laten weten dat je wilt paren, een harde hamerslag voor de aanmaak van een nestholte of gewoon lekker trommelen om voedsel te zoeken. Rupsen, kevers en andere hapklare insecten tussen de schors gaan op de loop als hun ondergrond begint te trillen.
Spechten vormen een familie van kleine tot middelgrote, robuuste vogels met scherpe snavels. Spechten leven meestal in bomen en gebruiken hun scherpe snavel en lange kleverige tong om daaruit insecten los te peuteren. Ze gebruiken hun staart als steun bij het klauteren langs boomstammen.
Gereedschap
Al dat gehamer vereist natuurlijk stevig gereedschap. Daar beschikt de specht in ruime mate over. Zijn hele lijf is erop afgestemd.
Sterke snavel
Het voornaamste werktuig van de specht is zijn rechte snavel met een stevige hoornlaag en een zeer harde, beitelvormige punt. Ideaal voor het betere timmerwerk, maar ook om harde sparrenkegels mee te kraken.
Dikke schedel
Om alle klappen op te vangen beschikt de specht over een extra dikke schedel. De wand tussen de ogen is benig en het voorhoofdsbeen is verstrekt met extra beenspalkjes. Ook zitten enkele schedelspieren vast aan de snavel om het slagwerk op te vangen. Een solide constructie die koppijn voorkomt.
Dikke nekspieren
Die geven de specht kracht om hameren en te hakken en zijn tevens schokdempers. Ook het sponsachtige bindweefsel tussen snavel en schedel vangt klappen op.
Scherpe klauwen
Fungeren als ankers, met twee tenen voor en twee achter. Hiermee kan de specht zich tijdens het hameren goed vasthouden.
Stijve staart
Die geeft de specht extra steun bij het hameren.
Tong
Lang en kleverig, waardoor insecten eraan blijven kleven.
Spechten hakken drinkgaatjes in gezonde bomen
Renkums Beekdal
In het Renkums Beekdal werden in april 2022 bij een groepje van drie jonge gezonde winterlindes veel merkwaardige, ondiepe gaatjes in ‘parelsnoeren’ op de stammen waargenomen. Sommige gaatjes leken vers en voelden vochtig aan, andere waren ouder en dichtgegroeid. Daar waren duidelijke littekens ontstaan. Ze bleken te zijn gehakt door spechten voor het mineraal- en suikerrijke boomsap.
De 3 tot 8 millimeter brede gaatjes waren maar een paar millimeter diep en zaten op een onderlinge afstand van 2 tot 4 centimeter, in horizontale ringen als ‘parelsnoeren’ op de stam. Er waren meerdere parallel aan elkaar verlopende ringen aanwezig. De oorzaak was niet meteen duidelijk, maar spechten werden al gauw verdacht.
In het Renkums Beekdal leverde de eerste constatering van de geringde winterlindes een duidelijk zoekbeeld op voor een nadere inspectie van andere gebieden. In februari 2023 is een oriënterende inventarisatie in bossen tussen Rhenen en Oosterbeek uitgevoerd. Er is specifiek gekeken naar jonge Amerikaanse eiken, omdat littekens op gladde stammen van een afstandje makkelijk te zien zijn.
Het ging er hierbij niet om wélke boomsoorten geringd waren, maar om een idee te krijgen of het ‘ringen’ een zeer lokaal of meer verspreid fenomeen was. Het resultaat was dat in alle onderzochte gebieden zeer veel oude littekens bij vele honderden bomen zijn gevonden, vooral in bosranden en bij vrijstaande bomen. Zoveel geringde bomen in zo’n groot gebied doet vermoeden dat er (veel) meer gebieden in Nederland zijn, waar spechten bomen ‘ringen’.
De Amerikaanse eik was duidelijk favoriet, want er stonden soms ongeringde beuken en berken vlak naast zwaar geringde Amerikaanse eiken. Een verklaring kan zijn, dat de Amerikaanse eik de snelste groeier is op de droge zandgronden in het onderzochte gebied en daarmee mogelijk ook de sterkste sapstroom heeft. Uit de literatuur en uit het oriënterend onderzoek bleek dat spechten een voorkeur hebben voor het ringen van stammen en takken met een doorsnede van grofweg 7 tot 25 centimeter.
Gladde stam
Het fenomeen is sporadisch eerder in Nederland waargenomen, maar er is nauwelijks informatie beschikbaar. In andere landen van Europa is het wel goed beschreven: spechten hakken rijen gaatjes in ringen in de stam om het xyleem en floëem aan te boren. De gaatjes lopen langzaam vol met vocht waarna spechten dit mineraal- en suikerrijke boomsap als aanvullende voedselbron gebruiken. Vele soorten bomen van zowel loof- als naaldhout kunnen ‘geringd’ zijn, waarbij soorten met een dunne en gladde schors de voorkeur hebben. Vrijstaande bomen en randbomen zijn vaker aangeboord dan andere. Er kunnen enkele tot honderden ringen op een stam aanwezig zijn.
In Zuid-Duitsland is melding gemaakt van vele tienduizenden geringde bomen bij maar liefst 36 verschillende boomsoorten. De vijf belangrijkste waren: ruwe iep, Amerikaanse eik, wintereik, linde en Noorse esdoorn. Je zou verwachten dat juist de gemakkelijk ‘bloedende’ berk populair is bij spechten, maar daar zijn vreemd genoeg niet veel waarnemingen van. Ook in Groot-Brittannië, Finland, Frankrijk, Polen, Tsjechië en Oostenrijk zijn veel observaties van geringde bomen bekend. Spechten gebruiken bepaalde boomsoorten afhankelijk van hun geografische voorkomen. In Engeland zijn de drinkgaatjes vooral beschreven bij zomereik, Amerikaanse eik, ruwe iep, gladde iep en Krimlinde.
België heeft een waarneming van een winterlinde tussen oude eiken. Het gaat het vooral om lindes, iepen en eiken in de laaglandbossen van Midden-Europa . In de hoog gelegen Karpaten hebben eik, linde, berk en esdoorn de voorkeur, van de naaldbomen is dat grove den. In Zwitserland zijn de alpenden en taxus populair, in Noorwegen is dat vooral esdoorn.
Drinkgaatjes vooral gemaakt door grote bonte specht
In Europa komen zes spechtensoorten voor: grote bonte specht, middelste bonte specht, kleine bonte specht, groene specht, zwarte specht en de niet in Nederland aanwezige drieteenspecht. Het ‘ringen’ is echter in Europa in het algemeen toegeschreven aan de grote bonte specht. Andere spechtensoorten profiteren van de sapvloei, die eerder is veroorzaakt door de grote bonte specht. Een welkom neveneffect van de zoete sapvloei is dat het mieren en andere insecten aantrekt, waar meerdere spechtensoorten van kunnen profiteren. In sommige landen zijn ook in de winter bomen, vooral esdoorns, aangeboord. Mogelijk hebben spechten geleerd dat de esdoorn een bron van vocht is wanneer het open water is bevroren.
Littekens decennialang zichtbaar
Bomen kunnen jaren achtereen gebruikt zijn, dat is goed op een dwarsdoorsnede van een stam te zien. De oude drinkgaatjes komen door de jaarlijkse diktegroei steeds dieper in het hout te liggen en blijven als zwarte vlekjes tussen de jaarringen zichtbaar.
Op de gladde schors van beuk, haagbeuk en Amerikaanse eik blijven de littekens soms wel zeventig jaar zichtbaar. Ze worden zelfs groter naarmate de diktegroei toeneemt. De soms honderden littekens op een boom zijn niet in één jaar, maar in meerdere jaren gevormd.
Europese spechten niet aangepast aan drinken boomsap.
In Noord-Amerika heeft een aantal spechtensoorten, zoals de geelbuiksapspecht, zich in de loop van de evolutie aan het drinken van boomsap aangepast. Hun tong heeft een plat uiteinde met borstelharen waarmee ze het sap gemakkelijker kunnen opnemen dan de Europese spechten. Dat verklaart het verschil in intensiteit van het sap drinken tussen Amerikaanse en Europese soorten. De Europese spechten likken meestal kortstondig van het verse boomsap, want vanwege de ongeschikte tongvorm kunnen ze daar alleen zeer kleine hoeveelheden van opnemen. Het is niet duidelijk welke ecologische factoren het sap drinken bevorderen: komt het elk jaar voor, speelt droogte een rol, heeft het te maken met een gebrek aan dierlijk voedsel of dat er door vorst weinig vloeibaar drinkwater is?
Soorten
In het Beekdal komen meerdere soorten spechten voor:
- De grote bonte specht
- De middelste bonte specht
- De kleine bonte specht
- De groene specht
- De zwarte specht
Grote bonte specht Dendrocopos major
In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden is de grote bonte specht een relatief kleine spechtensoort. Een volwassen exemplaar is doorgaans 20 tot 24 centimeter groot
De vogel is grotendeels zwart-wit, met uitzondering van een kenmerkende rode onderstaart, een rode vlek in de nek van mannetjes en een rood petje bij de jonkies. Kenmerkend is de golvende vlucht van boom naar boom, de drummende roffel en korte, schelle roep (tsjik!). In het voorjaar hakken ze een nestholte uit, liefst in zacht hout zoals dat van een berk.
De grote bonte specht roffelt als afbakening van het territorium, waarbij het mannetje aanzienlijk vaker roffelt dan het vrouwtje. Het mannetje gebruikt tijdens de paartijd zijn roffel ook om een vrouwtje te lokken.
De roffel is korter en sneller als van andere soorten. Een roffel duurt een tot twee seconden en bestaat uit tien tot zestien slagen per seconde, die net voor het einde worden versneld.
De contactroep van de grote bonte specht is een luid metaalachtig kiek. Bij opwinding wordt de roep sneller herhaald of laat hij een tjet-tjet-tjet horen. De alarmroep is een luid kre-kre-kre. De nestholte wordt aan het einde van een kalenderjaar door het mannetje uitgehakt in een zachtere houtsoort van een volgroeide boom. Ook oude nestholtes worden soms gebruikt, al nestelt de grote bonte specht nooit in een nestkast.
Middelste bonte specht Dendrocoptes medius
De middelste bonte specht vertoont uiterlijke overeenkomsten met de grote bonte specht, maar is iets kleiner, 20 tot 22 centimeter groot, en onderscheidt zich door een rode kruin en meer wit in zijn gezicht.
Hij heeft een roze kont en buik heeft, een mooi rood petje en een wit gezicht. Bij grote bonte spechten heeft alleen het mannetje een rood achterhoofd en in alle kleden heeft de grote bonte specht ook meer zwart in het gezicht dan de middelste bonte specht, als een soort teugels.
In tegenstelling tot de meeste spechtensoorten hebben het mannetje en het vrouwtje vrijwel hetzelfde uiterlijk.
Hij voedt zich voornamelijk met insecten en boomsappen.
De middelste bonte specht roffelt zeer zelden, maar gebruikt vooral zijn zang om het territorium af te bakenen. De zwakke roffel bestaat uit 18 tot 30 gelijkmatige slagen en duurt ongeveer twee seconden.
De zang van de middelste bonte specht is zeer divers en veel signalen vertonen geen overeenkomst met die van andere spechten in zijn leefgebied. Met name het mannetje bakent zijn territorium af met een zang die van grote afstand te horen is en ook voor de balts wordt gebruikt. Het klinkt als een klagend en miauwend kwaah-kwaah.
In het vroege voorjaar laten middelste bonte spechten hun kenmerkende baltsroep horen. Deze specht lijkt veel op de algemene grote bonte specht, maar hun baltsroep klinkt heel anders. Een beetje klagend en mauwend, als een havik.
Luister en kijk bijvoorbeeld naar dit filmpje.
Bij opwinding laat de middelste bonte specht een ratelend kik-kek-kek-kek-kek-kek horen, waarbij de eerste noot het hoogste. De alarmroep lijkt op die van de merel en klinkt als een harde tjak-tjak. De middelste bonte specht laat soms ook een zacht en bedeesd kik of djuk horen.
De nestholte wordt uitgehakt in een boomstam of dikke tak van een loofboom. Doorgaans is het mannetje reeds begonnen voordat een koppel is gevormd. De bouwtijd bedraagt minstens een week, maar meestal twee tot vier weken.
Kleine bonte specht Dendrocopos minor of Dryobates minor
Een mooi spechtje, nauwelijks groter dan een huismus en vrijwel geheel zwart-wit. Alleen de mannetjes dragen een klein rood petje. De anaal streek is wit en niet roze/rood zoals bij de ander bonte spechten. Een volwassen vogeltje is 10 tot 14 cm groot.
Het is een echte insecteneter die daarvoor voortdurend boomstammen afspeurt. Hakt in dood of rottend hout een nestholte uit, vaak in de takken van een boom.
Beide geslachten van de kleine bonte specht roffelen, al doet het mannetje dit meer. De roffel kan het gehele jaar door worden gehoord, maar aanzienlijk frequenter tijdens de baltsperiode. De roffel is snel en heeft een gelijkmatig tempo. Meestal worden twintig tot dertig slagen gemaakt in één à twee seconden. Kenmerkend voor de kleine bonte specht zijn ook de twee snelle roffelseries die hij regelmatig laat horen. Deze series worden kort achter elkaar gemaakt, alsof er een hapering is.
De zang is een serie van acht tot zestien hoogfrequente, fluitende kie-tonen, die aan het eind in snelheid afnemen.
De nestholte wordt in een boomstam of in een sterke tak uitgehakt, meestal in zacht, dood hout. Dit duurt een tot twee weken. Soms wordt een oude nestholte of een natuurlijke boomholte gebruikt.
Groene specht Picus viridis
De groene specht is een relatief grote specht. Een volwassen groene specht heeft een lichaamslengte tussen de 31 en 34 centimeter.
De fraai getekende specht heeft een grijsgroene rug en vleugels, gele onderrug en een rode kruin (mannetje en vrouwtje). Ze hebben een kleverige tong die liefst tien centimeter kan uitsteken, zelfs voor een specht een heel eind. Daarmee haalt de groene specht zijn dagelijkse kost op: een flinke portie mieren die hij op de grond zoekt.
De groene specht roffelt zelden en doet dit zacht, snel en onregelmatig en maakt meer een giechelend geluid.
Zijn territoriumroep is daarentegen opvallend en luid, vooral dat van het mannetje. Deze klinkt als een luide lange hinnikende lach. Tijdens het landen laat de groene specht vaak een scherp kjak horen en bij verstoring of bedreiging een serie vergelijkbare geluiden die klinkt als kjuk-kjuk-kjuk-kjuk.
Voor zijn nestholte kiest hij een eerder gebruikte nest- of slaapholte of een verlaten holte van andere spechten. Wanneer de groene specht zelf een nestholte uithakt kiest hij bij voorkeur een boom met vermolmd hout uit. Het uithakken van de nestholte gebeurt voornamelijk door het mannetje en neemt 15 tot 30 dagen in beslag.
In dit filmpje zie je wat voor gatenkaas de groene spechten ervan maken.
De groene specht kan ook niet goed tegen vorst. Ze zoeken hun eten in de grond: mieren en hun poppen. Andere spechten hakken gaten in bomen, de groene specht hakt ze in de grond. Niet handig als de grond bevroren is. Toch zijn het standvogels die niet wegtrekken in de winter. En ze komen op nog veel koudere plekken voor dan hier, tot in Noorwegen, Zweden en Rusland. Daar graven ze tunnels tot een meter diep door de sneeuw om bij de mierennesten te komen.
Zwarte specht Dryocopus martius
De zwarte specht is de grootste specht in Europa. Een volwassen zwarte specht heeft doorgaans een lichaamslengte tussen de 45 en 55 centimeter, met een maximum van 57 centimeter.
De zwarte specht heeft een vrijwel geheel zwart verenkleed, met uitzondering van een hardrode tekening op het bovenzijde van de kop. Dankzij de rode koptekening is het geslacht eenvoudig te bepalen. Bij mannetjes begint de tekening vanaf het voorhoofd en loopt taps toe tot bijna in de nek. Bij vrouwtjes is alleen de kruin rood gekleurd.
Net als de meeste spechten communiceert de zwarte specht ook door middel van geroffel op hout. Dit dient om indringers te waarschuwen als ze de grens van het territorium naderen en om contact te maken met de partner ter versterking van de onderlinge band.
Het mannetje gebruikt hiervoor meestal dezelfde boom, die zich vaak meer dan een kilometer van de nest- of slaapholte bevindt. De zeer luide, regelmatige roffel van het mannetje is langzamer dan die van de meeste andere spechten. Doorgaans duurt een roffel twee tot drie seconden.
Het vrouwtje roffelt aanzienlijk minder vaak dan het mannetje en doet dit langzamer, korter en minder luid. Zij heeft hiervoor geen vaste boom.
Elk jaar hakt een koppel zwarte spechten een nieuwe nestholte uit. Het duurt doorgaans vier weken voor een nest gereed is.
Bronnen:
- Foto’s Karel Noy
- Foto’s Saxifraga
- Foto Nature today
- Filmpje groene specht – nature today
- Wikipedia
- Natuurmonumenten
- Vogelbescherming
- Nature today: – Spechten hakken drinkgaatjes in gezonde bomen – Leen Moraal; William Elford
– Groene specht is wel weer klaar met de sneeuw 21-01-2024 – Nienke Lameris
– Hoe klinken middelste bonte specht en 29-02-2024 – Nienke Lameris