Het Kousenhuisje (Laag Wolfheze)

Waar nu, midden in de Wolfhezerbossen een boerderij-achtig woonhuis ligt, lag tot 1988 de oude boerderij Het Kousenhuisje, die dat jaar afbrandde. Die boerderij kreeg haar naam omdat buiten de gewassen kousen van het Psychiatrisch Ziekenhuis te drogen werden gehangen.

Op onderstaande ansichtkaart wordt duidelijk waarom de boerderij Het Kousenhuisje werd genoemd. Midden-rechts hangen op de bonenstaken zwarte kousen te drogen, die door de bewoonster van de boerderij zijn gewassen. Deze kousen werden (verplicht) gedragen door de patiënten van het Psychiatrisch Ziekenhuis Wolfheze en op de boerderij ter wassing aangeboden. De foto is genomen van de hoogte zuidelijk van de boerderij en aan de horizon is de watertoren van het Ziekenhuis zelfs zichtbaar.

Dit is de eerste kaart (poststempel 1939) van de boerderij waarop de zwarte kousen zijn afgebeeld, waar ze haar naam Het Kousenhuisje aan heeft te danken. Ze hangen geheel rechts aan de staken. De fikse moestuin rondom de boerderij is het werk van Willem Gerritsen.

De boerderij heeft een oude geschiedenis. De oudste vermelding van een ‘bouwing’ te Wolfhesen is een handgeschreven pachtovereenkomst uit 1697 tussen graaf Anton II van Aldenburg (1681-1738), de toenmalige heer van Doorwerth en de pachter van de bouwing. Het is bijna zeker dat het hier om de betreffende boerderij gaat, hier omschreven als een boerenerf met woonhuis, stallen en grond.

Bij het definitief vastleggen van de grenzen van de Heerlijkheid Doorwerth in een boek uit 1712 wordt het ‘erf Hoog-Wolfhees’ genoemd, dat dan nog net binnen de noordelijke grens van de Heerlijkheid ligt.

Dirk Klinkenberg(h) (1709-1799) tekent in 1756 op zijn zeer gedetailleerde kaart van dit gebied ‘het Erf hoog Wolfheesen’ nauwkeurig in op de kaart.

Dit is een klein gedeelte van de mooie grote kaart van Klinkenberg (1756) met links in de hoek ‘het Erf hoog Wolfheesen’ direct gelegen aan de Wolfhezerbeek. Parallel daaronder loopt de Papiermolenbeek die ver oostwaarts, achter het Wildforsterhuis, ontspringt bij De Zwarte Kolk. Bovenaan de kaart loopt ‘de Schelmse weg’ met daaraan een Schaapschot (schaapskooi). Deze schaapskooi wordt Het Kerkehok genoemd. Ook de akker Knolle Kamp staat op de kaart. Tot in de vorige eeuw, ten tijde van boer Janssen, werd dit stuk bouwland nog zo genoemd en door hem bewerkt.

Eerste pachters

In 1739 is graaf Willem Bentinck van Rhoon (1704-1773) van kasteel Doorwerth de verpachter van het erf aan Hendrick Willemsen Wolven, die het pacht voor 130 Caroli gulden. Dat zou nu zo’n € 3.000,- zijn. Daarvóór was zijn vader Willem Wolven de pachter van het erf.

In het laatste kwartaal van de 18e eeuw gaat de pacht van de boerderij over op Jan Sweeren, in pachtregisters ook Jan Sweers genoemd. Uit de periode hierna zijn geen namen van pachters/bewoners bekend, tot we belanden aan het eind van de 19e eeuw

Hoog en Laag Wolfhezen

In ongeveer 1840 zijn de benamingen Hoog Wolfhezen en Laag Wolfhezen verwisseld. Wat nu Laag Wolfheze heet, werd daarvoor Hoog Wolfheze genoemd. Het Wildforstergoed (omgeving van het huidige Hotel Wolfheze) lag dus in Laag Wolfhezen en is voortaan Hoog Wolfhezen.

Pachters/Bewoners

In 1888 ontmoet de Oosterbeekse civiel ingenieur H.J.H. Groneman de oude scheper (schaapsherder) Van den Hul op Laag Wolfheze, die ‘woonde in ’t gindsche huisje aan de beek bij de Wodanseiken’ en vanaf die tijd weten we wat meer van de bewoners. Als Groneman in 1892 terugkeert naar de omgeving om daar onderzoek te doen naar de restanten van de kerk van Oud-Wolfheze is Van den Hul (Peter) overleden aan de influenza (zware griep) en woont zijn zoon Rut in het huis Laag Wolfhezen.

In de periode 1896-1904 wordt Laag Wolfhezen tevens bewoond door Hendrik Broekhuizen. Het is dan waarschijnlijk geen boerderij meer, maar een tweegezinswoning voor bosarbeiders in dienst van de familie Van Heutsz-van Brakell, de eigenaar van het gebied.

In 1903 komt de familie Jan Teunissen op de boerderij Laag Wolfhezen wonen. Jan is geboren op de Boerderij/Uitspanning Wolfhezen, op de plaats waar in 1910 het Hotel Wolfhezen wordt gebouwd en nu het huidige Fletcher-hotel Wolfheze staat. Net als Van den Hul en Broekhuizen is ook Jan bosarbeider in dienst van de familie Van Heutsz-van Brakell.

Na de Wodanseiken stromen de Wolfhezerbeek en de Papiermolenbeek langs de Boerderij Laag Wolfheze, later het Kousenhuisje genoemd. Deze oude kaart is verstuurd in 1914 uit Oosterbeek naar Engeland en toch weer teruggekomen naar Nederland.

Mina Gerritsen en de kousen van de Stichting

In 1909 overlijdt Jan en zijn vrouw Mina hertrouwd in 1917 met Willem Gerritsen uit Rheden. Na het overlijden van Jan is Mina Teunissen op Laag Wolfhezen de kousen gaan wassen voor de Stichting, waarbij het water uit de beek wordt gebruikt om de lange zwarte kousen te wassen en te spoelen. De kousen worden buiten, aan lange staken naast de boerderij, te drogen gehangen en hierdoor is de naam ‘Het Kousenhuisje’ ontstaan, die geleidelijk de naam Laag Wolfhezen vervangt.

Van Eeghen en Ogterop

De erven van Baron van Brakell van Doorwerth verliezen eind 19e/begin 20e eeuw hun aandacht voor de gebieden van de oorspronkelijke Heerlijkheid Doorwerth en in 1914 wordt de omgeving van het beekdal met de boerderij Laag Wolfhezen verkocht aan de N.V. Landgoed Wolfheze.

In 1916 koopt de Amsterdamse bankier en koopman Mr. Christiaan P. van Eeghen het grootste, middelste deel (260 ha) van het gebied van deze N.V. en laat een landhuis bouwen aan de Utrechtsestraatweg, waar vanaf 1921 de familie haar vakanties doorbrengt. Bij de villa wordt een boswachterswoning gebouwd.

Een tweede belangrijke koper in 1916 van de gronden is de hotelier Cornelis Ogterop van Hotel Wolfheze, die het oostelijk deel koopt. Ogterop noemt zijn gebied ‘Groot Wolfhezen’. Het westelijk deel van de bezittingen van de N.V. Landgoed Wolfhezen, hoofdzakelijk in de omgeving van de Kabeljauw, komt in 1916 in verschillende handen terecht.

Als op 1 mei 1923 de gemeente Doorwerth wordt opgeheven komt het gebied bij de gemeente Renkum, welke tot die tijd uit twee gescheiden gedeeltes bestond (Renkum en Oosterbeek), met als wig daartussen de gemeente Doorwerth.

Een foto uit de jaren dertig van de vorige eeuw waarop de gewassen kousen aan de staken worden gehangen om buiten te drogen.

Boer Janssen

In 1949 komt de boerderij waarschijnlijk enige tijd leeg te staan totdat in augustus 1950 het echtpaar Janssen met de twee kinderen er komen wonen. De Janssens komen van de boerderij De Noordberg in Heelsum. Op de boerderij Het Kousenhuisje worden nog zes kinderen geboren.

In 1939 heeft de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten haar eerste bezit op de Zuidwest-Veluwe verworven: het gebied Hoog Wolfheze van hotelier Ogterop. Op 29 mei 1967 kan zij daar nog circa 180 hectare aan toevoegen. Zij koopt dan namelijk het gebied Laag Wolfheze van Mr. Van Eeghen. De erfpacht voor de boerderij wordt door Natuurmonumenten overgenomen en boer Janssen krijgt dan te maken met het personeel van Natuurmonumenten.

Brand

Eind 1987 verhuist het echtpaar Janssen naar het dorp en hun oudste zoon Gerrit (38 jaar) blijft op de boerderij wonen. Hij is op zondagmorgen 22 mei 1988 (1ste Pinksterdag) in de schuur aan het melken als hij plotseling een harde knal hoort. Als hij buiten komt ziet hij dat het dak van het woonhuis in brand staat. De gealarmeerde brandweer moet het bluswater van 1100 meter verderop halen. Later wordt ook de beregeningsput bij de boerderij gebruikt, waar men in eerste instantie in de chaos niet aan heeft gedacht. Zes kalveren komen om in de vlammen, acht worden er gered evenals 52 varkens. Ondanks de inzet van totaal vijftig brandweerlieden is het woonhuis verloren. De oorzaak van de brand moet worden gezocht in een kortsluiting.

De trieste overblijfselen van Het Kousenhuisje na de brand van 22 mei 1988. I.v.m. instortingsgevaar wordt de grote schoorsteen kort na het maken van deze foto door de brandweer neergehaald. Ook de hierachter gelegen kapschuur is afgebrand.

Nieuwbouw

Op de plek van de boerderij wordt in 1990 door Natuurmonumenten een nieuw woonhuis gebouwd, waarin Janssen jr. met zijn vrouw gaat wonen, tot zij in april 1993 emigreren naar Canada.

Na het vertrek van de boerenbewoners zijn alle stallen door Natuurmonumenten gesloopt en wordt het de dienstwoning van de boswachter. In 2006 wordt de woning in erfpacht verkocht aan een particulier.

Plaats een reactie