Achter Hotel Wolfheze ligt De Duizendjarige Den, omgeven door een hekwerk. Hij werd geboren tussen 1600 en 1650 en heeft dus heel wat meegemaakt en veel stormen over zich heen gehad. Er was geen zuchtje wind, maar in de nacht van 27 op 28 mei 2006 is hij omgevallen omdat zijn wortelgestel te zwak was geworden. De bezoekers van de Uitspanning Wolfhezen gaven hem zijn naam en samen met de ongeveer even oude Wodanseiken gaf hij landelijke bekendheid aan Wolfheze.
Inheemse grove den?
Omstreeks 1600 was de grond hier in beheer van de Gelderse Rekenkamer. Er was toen grote behoefte aan masten voor schepen in de strijd tegen de Spanjaarden. Zowel bij Breda, het Mastbos, als in het Nederrijkswoud (bij Groesbeek) werden hiervoor flinke oppervlakten met zaad, afkomstig uit Neurenberg in Duitsland ingezaaid. De Gelderse Rekenkamer was toen tevens eigenaar van het Nederrijkswoud, dus is het niet ondenkbaar dat zij deze den en ook de enkele andere grove dennen die langs de brede zandlaan noordelijk staan heeft ingezaaid. Deskundigen vermoeden echter dat hij tóch, samen met enkele oude dennen bij het Brabantse Oisterwijk, de enige inheemse, dus ‘autochtone’ grove den was.
Pinus sylvestris
Zijn Latijnse naam is pinus sylvestris en dat klinkt toch wel wat chiquer dan de Hollandse naam grove den, of de vroegere benaming pijnboom. Men zegt dat de grove den de eerste plaats inneemt onder de Europese dennen en misschien zelfs nummer één van de hele wereld is. Mogelijk zijn zij ook wel de mooiste van allemaal. Hoe grauw de dagen ’s winters ook zijn, er hangt altijd een warme gloed over zijn schilferende oranjerode schors en in zijn gegroefde naalden vindt men alle tinten van licht-, zee- en donkergroen tot blauw. Maar niet alleen zijn rijkdom aan kleurschakeringen, ook de vorm, de gestalte, de harsig geurende takken en de jonge kegels maken de grove den tot een geliefde boom.
Nakomelingen
In 2013 bleek De Duizendjarige Den enkele nakomelingen te hebben. Iemand verzamelde direct na het omvallen in 2006 dennenkegels van de gesneuvelde boom. Dit zaad kwam terecht bij de Stichting Bronnen te Nijmegen, die zich bezig hield met het promoten van inheems plantmateriaal. Jonge bomen en struiken die in Nederland aangeplant worden zouden afkomstig moeten zijn van zaad, dan wel een stek van bomen en struiken die daadwerkelijk inheems zijn. Zo blijven de op natuurlijke wijze verkregen erfelijke eigenschappen behouden. Het zaad werd door een boomkweker waar de Stichting mee samenwerkte geplant en uiteindelijk kwamen er vier dennetjes uit. De vier dennetjes werden aangeboden aan Natuurmonumenten die ze graag aannam. Eén heeft een plaats gekregen op een markante plek op Planken Wambuis en de andere dennetjes werden vlak bij de plek geplaatst waar ze vandaan komen, namelijk binnen het hekwerk dat om de rustende den staat. Van de drie is er nu (2019) nog één over. Wat er met de andere twee is gebeurd, is niet bekend. Of ook deze ene zaailing ook de 400 jaar haalt is uiteraard nu nog niet te zeggen!
1 gedachte over “De Duizendjarige Den”